TopLezers - Demo handleiding
Animerende publicatie
Demo handleiding
Begrijpend lezen met rijke thematische teksten
S
E R
L E Z
Demo handleiding • Groep 5/6 en 7/8
1
Inhoud
1. Inleiding
1.1 1.2 1.3
Begrijpend lezen
6 6 7
Voorwaarden voor leesbegrip
Kerndoelen Nederlands
2. Inhoud en didactiek
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Leesbevordering
9 9
Didactische aanpakken De rol van de leerkracht
11 11 12 13 17 18 18 21
Teksten
Doorgaande leerlijnen 2.5.1 Leesstrategieën 2.5.2 Leeshoudingen
2.6 2.7 2.8
Themagericht Woordenschat
Met TopLezers leren kinderen begrijpend lezen met plezier!
Samenwerkend leren
3 Structuur en organisatie
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Tweejarig lesprogramma
25 25 26 30 30
Themaplanning Lesbeschrijving Toetsmomenten
Differentiatie
4. Materialen
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Leeswerkschrift
33 35 35 36 37 37
Posters
Lesbeschrijving Digibord software
Boekenpakket Extra materiaal
5. Literatuurlijst
5.1 Literatuur
38
3
4
1. Inleiding
Lezen met begrip is een vakgebied dat in de belangstelling staat, zowel bij onderzoekers als op scholen. Er wordt gepraat, onderzocht en gepubliceerd.
De dalende resultaten op leesgebied van het grootschalige PISA-onderzoek is in 2018 tot een dieptepunt gekomen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reageert met het starten van een nationaal Leesoffensief: de aandacht moet gericht worden op leesplezier en leesmotivatie. Hoogleraar Aryan van der Leij is van mening dat informatieve teksten die woord- en wereldkennis versterken nodig zijn om beter te leren lezen en daarbij ook nieuwe kennis op te doen (Gubbels, van Langen, Maassen, & Meelissen, 2019). Hoe krijg je de kinderen aan het lezen? Hoe kan je kinderen weer laten genieten van een boek? Hoe zorg je dat de leesvaardigheid van kinderen gaat groeien? Het is niet vreemd dat deze vragen worden gesteld, begrijpend lezen is immers cruciaal voor het leren op school, maar ook voor het latere maatschappelijk functioneren van kinderen. Scholen denken na over de wijze waarop zij de lessen begrijpend lezen het beste kunnen vormgeven. TopLezers is ontwikkeld om antwoord te geven op deze vragen. Met TopLezers leren kinderen begrijpend lezen met themagerichte teksten uit kinderboeken. Recente kinderboeken, zowel verhalen, informatieve teksten als poëzie, krijgen een plaats in de klas. De kinderen duiken dieper in de tekst door gesprekken en opdrachten. De tekst staat centraal en de leesstrategieën zijn een hulpmiddel om tot leesbegrip te komen.
Met TopLezers leren kinderen begrijpend lezen met plezier!
5
Kinderen krijgen de ruimte te groeien in het denkproces.
1.1 Begrijpend lezen
Begrijpend lezen is het vermogen geschreven teksten te begrijpen, te lezen met begrip. Het is een gericht denkproces, waarbij drie elementen een rol spelen: de lezer, de tekst en het doel waarmee de lezer de tekst leest. De lezer geeft in interactie met de tekst betekenis aan de woorden, de zinnen en de tekst als geheel. Dit betekenisgevende proces is de essentie van lezen. Leren begrijpend lezen binnen TopLezers is samen lezen, praten, denken, delen en oefenen. Kinderen krijgen de ruimte te groeien in het denkproces.
1.2 Voorwaarden voor leesbegrip
• Leesmotivatie • Een goede kennis van de wereld • Een rijke woordenschat • Een vlot technisch leesniveau • Een beperkt aantal leesstrategieën kunnen toepassen Welke voorwaarden zijn belangrijk om tot leesbegrip te komen?
Leesmotivatie Een gemotiveerde lezer wil moeite doen om een tekst te begrijpen en zet door als de tekst complex is. Op school zijn de verschillen in leesmotivatie duidelijk zichtbaar. Er zijn kinderen die ieder vrij moment in een boek duiken. Deze kinderen doen leeservaring op met verschillende soorten teksten en de opbouw ervan. Dit maakt het lezen makkelijker. Ook zijn er kinderen die bijna niet aan het lezen te krijgen zijn. Kinderen die ervaren hebben dat zij moeite met lezen hebben, vermijden het lezen om falen te voorkomen. Als leerkracht kun je de kinderen helpen door boeken en teksten aan te reiken die voor hen relevant en betekenisvol zijn. Een goede kennis van de wereld Naast leesmotivatie is kennis van de wereld is van groot belang bij het begrijpen van teksten. Kinderen uit gezinnen waar het nieuws wordt gevolgd, waar een kast met boeken aanwezig is, informatieve programma’s gekeken worden en uitstapjes naar musea worden gemaakt, hebben een grotere algemene kennis kunnen opbouwen dan kinderen uit gezinnen waar dit niet het geval is. Een rijke woordenschat Hier sluit woordenschat op aan: kinderen die graag lezen en waar thuis gepraat wordt over allerlei onderwerpen bouwen een rijke woordenschat op. Interesses zorgen voor specifieke woordenschatopbouw, zoals bijvoorbeeld treinen.
6
Een vlot technisch leesniveau Ook vlot technisch kunnen lezen is een voorwaarde om tot leesbegrip te komen. Kinderen die vlot lezen hoeven hun werkgeheugen niet te belasten met het decoderen van de tekst en kunnen hun volledige capaciteit inzetten om de tekst te begrijpen. Een beperkt aantal leesstrategieën kunnen toepassen Bij langere of complexe teksten is het niet altijd eenvoudig om tot leesbegrip te komen. Als de lezer de tekst niet meer begrijpt is het kunnen toepassen van een beperkt aantal leesstrategieën helpend.
Tot slot is het goed om te noemen dat verschillen in intelligentie bij begrijpend lezen ook een rol spelen. Dit komt omdat begrijpend lezen een denkproces is.
1.3 Kerndoelen Nederlands
Verschillende kerndoelen Nederlands (Tomesen & van Koeven, 2008) hebben raakvlak met begrijpend lezen. • Kerndoel 4: De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. • Kerndoel 6: De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. • Kerndoel 7: De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. • Kerndoel 9: De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. • Kerndoel 10: De leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondeling taalonderwijs’ en ‘schriftelijk taalonderwijs’ strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. • Kerndoel 12: De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Kerndoel 9 geeft aan hoe belangrijk het ontwikkelen van lezen met plezier is. Het plezier terugbrengen in begrijpend lezen is het uitgangspunt geweest om begrijpend leeslessen met rijke thematische teksten uit kinderboeken te ontwikkelen.
Begrijpend lezen met thematische teksten uit kinderboeken.
7
De teksten uit recente kinderboeken zijn met zorg geselecteerd: boeken uit series, boeken van bekende schrijvers en soms met een literair randje.
TopLezers helpt kinderen lezers te worden en te blijven.
8
2. Inhoud en didactiek
2.1 Leesbevordering
De relatie tussen leesmotivatie en leesvaardigheid is wedekerig: Kinderen die graag lezen, gaan meer lezen. Kinderen die meer lezen worden steeds beter in lezen. De betere leesvaardigheid stimuleert het lees- plezier weer, zo is de cirkel rond (Van Steensel, 2022).
leesmotivatie
leesvaardigheid
TopLezers helpt kinderen lezers te worden en te blijven. Daarom zijn teksten uit recente kinderboeken met zorg geselecteerd: boeken uit series, boeken van bekende schrijvers, soms met een literair randje. Ook zijn er teksten gebruikt uit bekroonde kinderboeken. Kortom; rijke, betekenisvolle teksten die leesplezier bevorderen. Het boek staat centraal aan het begin van elke les. Het boekenpakket helpt je daarbij. Het boek krijgt een mooie plek in de klas en geeft kinderen de gelegenheid het boek te bekijken en te lezen. Zie paragraaf 3.5 voor meer informatie over het boekenpakket.
2.2 Didactische aanpakken
Directe instructie model In TopLezers wordt het ‘directe instructiemodel’ gebruikt als basis voor de lessen. Dit is een bewezen aanpak om de leseffectiviteit te verhogen en te zorgen voor succeservaringen en betere leerprestaties bij alle leerlingen. De leerkracht weet hoe je instructie geeft, waarom je dit doet en wat het effect ervan op de ontwikkeling van je leerlingen is. Hierbij zijn enkele technieken van belang: controleren van begrip, uitleggen, voordoen en modelen oftewel hardop denken (Hollingworth & Ybarra, 2009). De onderdelen van een DI-les zijn verwerkt in de lesbeschrijvingen van TopLezers. GRRIM model Het GRRIM model (Gradual Release of Responsibility Instruction Model) sluit aan bij het DI-model. Het is een effectief model bij het ontwikkelen van denkvaardigheid. GRRIM maakt de onafhankelijke toepassing van de denkvaardigheid mogelijk: in dit model schuift de verantwoordelijkheid voor het leren geleidelijk van de leerkracht naar de leerlingen (Pearson & Gallagher, 1983). • IK-fase; introductie en modeling door de leerkracht. • WIJ-fase; begeleide inoefening waarin de leerkracht nagaat of de kinderen leren. • JULLIE-fase; de kinderen lezen en werken zelfstandig in groepjes of tweetallen. • JIJ-fase; de kinderen lezen en werken individueel zelfstandig. Binnen een les kan de verantwoordelijkheid verschuiven. Door deze fases te doorlopen, kan je de vaardigheid van leerlingen goed monitoren. Signaleer je onduidelijkheden, dan kan je een fase terug gaan en verlengde instructie geven (WIJ-fase). De vier fases zijn:
9
In de lesbeschrijving staan de fases van GRRIM aangegeven. Je kunt flexibel omgaan met het terughalen van de verantwoordelijkheid versus het loslaten van verantwoordelijkheid. Zie figuur 1.
GRRIM-model
Verantwoordelijkheid docent
Introductie & modeling
IK
Begeleide oefening
WIJ
Samen toepassen
JULLIE
Zelfstanding toepassen
JIJ
Verantwoordelijkheid leerling
Figuur 1
Figuur 1: Gradual Release Responsibility Instruction Model (GRRIM). Overgenomen van Pearson & Gallogher, 1983.
Scaffolding Als je ‘scaffolding’ (in de steigers zetten) toepast bied je ondersteuning die net boven het niveau van de kinderen ligt (Wood, Bruner & Ross, 1976). Hierdoor geef je de kinderen de mogelijkheid op jou te steunen terwijl ze een hoger niveau bereiken en nieuwe kennis opbouwen. Je steunt de leerlingen door hen te stimuleren hardop te denken om tot een antwoord te komen. Scaffolding kan worden toegepast in de WIJ-fase. Je kunt ook kinderen extra ondersteunen door hen kennis te laten opbouwen over het onderwerp, voordat de tekst die net boven hun niveau ligt wordt aangeboden. Kennis opbouw Elke lesbeschrijving geeft aan welke kaarten van TopOntdekkers aansluiten. Door deze kaarten voor de les begrijpend lezen aan te bieden, kan gewerkt worden aan kennis opbouw. Hierdoor kunnen kinderen moeilijkere teksten van TopLezers, die wellicht net boven het niveau van de kinderen liggen, aan. Zo versterken de vakgebieden wereldoriëntatie en begrijpend lezen elkaar en zorgen voor verbreden en verdiepen van kennis. Close Reading Bij de aanpak ‘Close reading’ (Fisher & Frey, 2012) staat de tekst centraal. Het is een aanpak die kinderen uitdagen tot nadenken. De kinderen duiken dan ook steeds dieper in de tekst door te praten, te dis- cussiëren en te schrijven. In TopLezers komt de aanpak van ‘Close reading’ regelmatig terug. Dit is met name bij complexe informatieteksten waar twee lessen voor nodig zijn om de tekst daadwerkelijk te doorgronden. In de eerste les wordt de tekst gelezen en kijken de kinderen wat de tekst zegt. In de tweede les wordt de tekst herlezen en verder uitgediept door te kijken hoe de tekst iets zegt en wat de schrijver bedoelt of wat de betekenis van de tekst is.
10
2.3 De rol van de leerkracht
Leren begrijpend lezen kost tijd. Het is een proces waarin een kind zich steeds verder ontwikkeld. De leerkracht speelt een grote rol in dit proces: • Je stimuleert leesplezier en bent hierin een rolmodel • Je legt de focus op de leesdoelen • Je doet hardop denkend voor hoe je betekenis geeft aan de woorden, de zinnen en de tekst als geheel • Je geeft instructie hoe kinderen tot leesbegrip kunnen komen en hoe leesstrategieën in te zetten zijn • Je begeleidt gesprekken • Je observeert en loopt rond • Je controleert tekstbegrip door vragen te stellen • Je differentieert; je herhaalt, stuurt en laat los waar nodig • Je evalueert de leesdoelen
2.4 Teksten
De rijke teksten die TopLezers gebruikt, zijn met zorg gekozen. Er is balans gezocht in complex en minder complexe teksten, soorten teksten, bekende en minder bekende schrijvers. Kinderen leren meer van pittige, complexe teksten met signaalwoorden en moeilijke woorden. Te gemakkelijke teksten leiden veelal tot oppervlakkig lezen (Wexler, 2018). Rijke teksten zijn authentiek met rijk taalgebruik. De schrijver wil met de tekst werkelijk iets communiceren en zet de volle rijkdom van zijn taalmogelijkheden in.
In TopLezers zitten allerlei soorten teksten, zoals verhalen, gedichten en informatieve teksten.
Gedicht
Informatief
Verhaal
11
Kenmerken van rijke teksten (Van Koeven & Smits, 2020): • De tekst is actief en spreekt de lezer direct aan • De zinslengte is gevarieerd • Er komen signaalwoorden (verbindingswoorden) in voor • De tekst bevat een gevarieerde woordenschat met voldoende laagfrequente woorden • Er worden verbanden gelegd tussen tekstgedeelten • Het gaat om een doorlopende tekst en niet om losse fragmenten • Eventuele illustraties ondersteunen het begrip van de tekst
Er worden verschillende teksten gebruikt in TopLezers, onder andere:
Tekstsoort
Tekstsoort - functie
Tekstgenre - vorm
Zakelijke tekst (non-fictie)
Informatieve teksten, ook verhalend van vorm
Krantenartikelen, nieuwsberichten, interviews, brieven en tijdschriften
Instructieve teksten
Recepten en brieven
Betogende teksten
Recensies, kaarten en brieven
Hier- en nu-verhalen, historische verhalen, dagboekverhalen, oorlogsverhalen, verhalen over andere culturen, dierenverhalen zwerftochtverhalen, reisverhalen, speurdersverhalen, wegloopverhalen, avonturenverhalen, Bijbelverhalen, detectives, fantastische vertellingen, probleemboeken, legendes, episodische boeken, strips, moppen en prentenboeken.
Literaire en fictionele teksten
Proza (verhalende teksten)
Poëzie
Gedichten, raadselrijmen en liedjes
2.5 Doorgaande leerlijnen
De opbouw in de leerlijn begrijpend lezen gaat uit van de volgende uitgangspunten: • van korte, eenvoudige teksten naar steeds langere, meer complexe teksten • van teksten over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van kinderen naar onderwerpen die wat verder van de lezer afstaan • het proces van sturing en modeling naar zelfstandig betekenis verlenen aan teksten • een opbouw in zes leesstrategieën
12
TopLezers heeft een doorgaande leerlijnen ontwikkeld voor: • Leesstrategieën (zie paragraaf 2.5.1) • Leeshoudingen (zie paragraaf 2.5.2) • Woordstrategieën (zie paragraaf 2.7)
Leesstrategieën zijn een hulpmiddel om teksten goed te begrijpen.
2.5.1 Leesstrategieën
Leesstrategieën zijn voor kinderen een hulpmiddel om teksten goed te begrijpen. Ze sturen het denkproces tijdens het lezen en helpen betekenis te geven aan de tekst. Leesstrategieën zorgen ervoor dat de kinderen actief blijven lezen. Om een zelfstandige lezer te worden is het nodig dat kinderen een beperkt aantal leesstrategieën flexibel en door elkaar leren te gebruiken (Förrer & Van de Mortel, 2010). Er is daarom een leerlijn ontwikkeld, bestaande uit zes leesstrategieën, zie figuur 2. De complete leerlijn staat in de algemene handleiding. Herstelstrategieën zet een kind in als het een stukje tekst niet goed begrijpt. Sturingsstrategieën helpen kinderen het leesgedrag bij te sturen. Dat kan al voor het lezen van een tekst gebeuren, maar ook tijdens of na het lezen, zie figuur 2. In paragraaf 3.3 lees je hoe dit toegepast is in de lesbeschrijving.
Leesstrategieën
• Voorspellen • Vragen stellen • Visualiseren • Verbinden • Samenvatten • Afleiden
Sturingsstrategieën
• Leerdoel bepalen • Oriëntatie op de tekst • Activeren van kennis en woordenschat • Actief lezen door toepassen van leesstrategieën • Controleren van begrip • Toepassen van herstelstrategieën • Controle bereiken leerdoel
Herstelstrategieën
• Langzamer lezen • Aandachtiger lezen • Hardop lezen
• Een stukje opnieuw lezen • Een stukje verder lezen • Naar de illustraties kijken • Hulp vragen
Figuur 2: Drie soorten strategieën volgens Förrer. Overgenomen van Förrer & Van de Mortel, 2010.
13
De leesstrategieën
voorspellen
Voorspellen Vera Verrekijker is de reiziger die met de verrekijker in de verte kijkt om te zien wat eraan komt.
Voorspellen is een weloverwogen inschatting maken van wat er zou kunnen gebeuren op grond van de beschikbare informatie. De lezer kan zowel voor als tijdens het lezen voorspellingen doen. • Voorspelling moet ergens op gebaseerd zijn, voorkom ‘gokken’. • Tijdens het lezen gaat de lezer na of de voorspellingen kloppen en stelt voorspellingen bij.
Bij verhalende teksten gaat het voorspellen door tijdens het lezen. • Na het lezen concludeert de lezer of zijn voorspelling klopte.
vragen stellen
Vragen stellen Vince Vlog is de vlogger die met de telefoon zichzelf vragen stelt.
Vragen stellen is de motor van het leren en opent deuren naar begrip. Met de leesstrategie vragen stellen brengt de lezer vragen onder woorden die de tekst oproept. Tijdens het lezen gaat de lezer op zoek naar het antwoord op zijn vragen. • De lezer stelt vragen voor, tijdens en na het lezen. Ik vraag me af… • De lezer denkt na waarover hij zich verwondert. • De lezer stelt vragen naar aanleiding van de tekst. • De lezer stelt vragen vanuit zijn eigen kennis en ervaringen.
14
visualiseren
Visualiseren Pablo Plaatje is de fotograaf die met de fotocamera vastlegt wat er gebeurt.
Visualiseren is je inleven in de tekst met al je zintuigen: wat zie ik, wat hoor ik, voel ik, ruik ik en proef ik, als ik deze tekst lees? Door te visualiseren verbindt de lezer de tekst met zijn eigen wereld, het zorgt ervoor dat de lezer betrokken blijft bij de tekst.
Zinnen die helpen bij het visualiseren zijn: • Als ik erbij zou zijn, dan … • Ik zie voor me dat …
Een filmpje kijken tijdens de les helpt leerlingen ook te visualiseren.
verbinden
Verbinden Kim Ketting is de beveiliger die de schakels van de ketting met een slot verbindt.
Verbinden is de tekst in verband brengen met wat je als lezer al weet en hebt mee- gemaakt. Deze strategie wordt sterk ondersteund door kennis van de wereld en eigen ervaringen. Dit helpt de lezer om tot leesbegrip te komen. Nieuwe informatie wordt toegevoegd aan wat de lezer al weet. Er worden relaties gelegd tussen de lezer en de tekst. De lezer kan verbindingen maken tussen: • de tekst en de eigen ervaringen (tekst – zelf) • de tekst en de kennis van de wereld (tekst – wereld) • de tekst en andere teksten die de lezer gelezen heeft (tekst – tekst). Om verbindingen te kunnen maken moet de leerling de tekst goed begrijpen. Om verbindingen te leggen wordt ook gebruik gemaakt van verwijswoorden (afleiden) en signaalwoorden (samenvatten). Deze woorden verbinden zinnen of alinea’s aan elkaar.
15
samenvatten
Samenvatten Zita Zeef gebruikt de zeef om het belangrijkste vast te houden.
Samenvatten is op zoek gaan naar de belangrijkste informatie, de hoofdgedachte van de tekst. Wat een lezer belangrijk vindt is afhankelijk van wat hij wil weten of waar hij naar op zoek is.
De lezer: • selecteert belangrijke woorden/stukjes in de tekst; • plaatst markeringen bij belangrijke tekstfragmenten;
• vat samen in eigen woorden; • vat samen in logische volgorde; • maakt schematische afbeeldingen.
Terminologie: belangrijke woorden en zinnen uit de tekst vormen samen de hoofdgedachte. In groep 7 en 8 wordt de term hoofdgedachte vervangen door samenvatting.
afleiden
Afleiden Daan Detective is de detective die met een zaklamp naar sporen zoekt.
Afleiden is tussen de regels door lezen, interpreteren wat niet letterlijk in de tekst staat. Wat bedoelt de schrijver? Afleidingen hebben onder andere te maken met het begrijpen van figuurlijk taalgebruik en metaforen. Het begrijpen van impliciete informatie is van groot belang voor tekstbegrip. De lezer moet relaties kunnen leggen tussen passages in de tekst en tussen de tekst en zijn eigen kennis. Kennis over het onderwerp, vertrouwdheid met de context waarin het verhaal zich afspeelt en kennis van taal helpen te bedenken wat de schrijver zou kunnen bedoelen.
16
Enkele leesstrategieën liggen in elkaars verlengde en niet zelden is een opdracht of gedachte in te passen bij zowel verbinden als afleiden. De strategie verbinden zet de lezer in als vaardigheid om te kunnen afleiden. Er is niet altijd een eenduidig antwoord te geven op de vraag of een opdracht of ge- dachte onder verbinden en afleiden valt. Hier is duidelijk sprake van een dwarsverband. Zo is er ook een dwarsverband tussen de leesstrategie samenvatten en verbinden. Signaalwoorden, ook wel verbindingswoorden genoemd, zijn handig bij het samenvatten van een tekst. Zij geven immers zinsrelaties en een tekststructuren aan. Tegelijkertijd valt het zoeken naar verband dat een signaalwoord aangeeft ook onder de leesstrategie verbinden. 2.5.2 Leeshoudingen De kinderen leren zes verschillende leeshoudingen toe te passen. De leeshoudingen globaal lezen , zoekend lezen en precies lezen zoomen steeds verder in op de tekst. Bij elke leeshouding zijn stappenplannen ontwikkeld die de kinderen helpen de leeshouding zich eigen te maken. De leerlijn breidt zich uit en verdiept zich naar mate de kinderen zich verder ontwikkelen tot TopLezers. Lezen met plezier is een leeshouding die los staat van de andere vijf. Deze leeshouding is gericht op leesbevordering. De leeshoudingen zijn achterin in elk leeswerkschrift opgenomen bij ‘Oh, zit dat zo?!’. In de algemene handleiding zal de gehele leerlijn worden opgenomen. Het leesdoel en de soort tekst bepalen met welke leeshouding de lezer de tekst gaat lezen. Welke manier van lezen is nodig bij de tekst om tot leesbegrip te komen?
Globaal lezen
Zoekend lezen
Als ik informatie of een woord zoek. Groep 4 tot en met 8
Als ik een indruk wil krijgen van de tekst. Groep 4 tot en met 8
Precies lezen
Studerend lezen
Als ik wil onthouden waar de tekst over gaat. Groep 5 tot en met 8
Als ik de tekst goed wil begrijpen. Groep 4 tot en met 8
Lezen met plezier
Kritisch lezen
Als ik ontspannen wil lezen. Groep 7 en 8
Als ik een mening over de tekst wil vormen. Groep 7 en 8
17
2.6 Themagericht
Kinderen ontdekken de wereld om hen heen als geheel. De zaakvakken en begrijpend lezen thematisch benaderen is een goede manier om de kinderen kennis van de wereld te laten opdoen in samenhang. Ook een taalmethode kan hierop aansluiten. Op deze manier kunnen kinderen de kennis die zij opdoen bij de zaakvakken en taal inzetten tijdens begrijpend lezen en omgekeerd. Samenhang in deze vakgebieden zorgt voor verbreden, verdiepen en stapelen van kennis van de wereld. De lessen van Toplezers zijn daarom gekoppeld aan de thema’s van de meest gebruikte taalmethodes en TopOntdekkers. De thema’s zijn concentrisch opgebouwd. Dit betekent dat de thema’s voor bijvoorbeeld groep 5 en 6 hetzelfde niveau hebben. Hierdoor kunnen de thema’s zo worden ingepland dat zij aansluiten bij de zaakvakmethode en/ of taalmethode.
Leeswerkschrift Naam:
De volgende twaalf thema’s komen aan bod:
Leeswerkschrift Naam:
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Vakantie en verkeer
7. 8. 9.
Vriendschap en cultuur
Huis en thuis School en werk Vroeger en nu
Voeding en sport
Natuur en seizoenen
10. 11. 12.
Mens en lichaam
Boerderij
Techniek en wetenschap Nederland en de wereld
Beestenbende
S
E R
L E Z
Thema 11 Techniek en wetenschap • Groep 7/8 L E Z E R S
Thema 6 Beestenbende • Groep 5/6
2.7 Woordenschat
Woordenschatopbouw is één van de voorwaarden voor leesbegrip. Om een tekst goed te kunnen begrijpen is het nodig dat de lezer ongeveer 85% van de woorden uit de tekst moet kennen. Ieder kind bouwt op een eigen manier woordenschat op. Niet alleen hebben kinderen een kleine of grote woordenschat, ook kan een kind heel specifieke woordenschat hebben opgebouwd door een hobby of interesse in een bepaald onderwerp. Uiteraard is (voor)lezen een heel goed middel om woordenschat op te bouwen. In TopLezers wordt er aandacht besteed aan woordenschatopbouw op de volgende manier: De verwachte moeilijke woorden uit de teksten staan in de lesbeschrijving. Zelfstandig naamwoorden, werkwoorden, uitdrukkingen en overige woorden zijn opgenomen. Dit zijn veelal hoogfrequente woorden, maar ook laagfrequente woorden kunnen belangrijk zijn om te bespreken. Dit ligt aan de complexiteit van de tekst. Van alle verwachte moeilijke woorden zijn woordstrookjes beschikbaar in de onlineomgeving. Deze kunnen worden geprint en opgehangen in de klas. Op deze manier kunnen de woorden ook op andere momenten herhaald worden en onthouden kinderen de woorden.
18
Tijdens de lesfasen ‘tekst lezen’ en ‘woordenschat’ inventariseer je welke woorden door kinderen gemarkeerd zijn als ‘moeilijke woorden’. Deze woorden worden door middel van ‘de Viertakt’ besproken en ingeoefend, zie figuur 3 (Verhallen, 1994). De Viertakt bestaat uit vier opvolgende fasen: 1. Voorbewerken Het activeren van voorkennis van de kinderen, het openen van het woordenschatnetwerk. 2. Semantiseren De betekenis van het woord wordt verduidelijkt in de context waarin het woord staat. 3. Consolideren Het inoefenen van het woord totdat het een plek heeft gekregen in het netwerk van woordenschat. 4. Controleren Het passief dan wel actief controleren of het woordleerproces is geslaagd. Voorbewerken, semantiseren en consolideren vinden plaats tijdens de lessen van TopLezers. Het is nodig om het consolideren ook buiten de lessen om te blijven herhalen. Gemiddeld is het nodig om woorden zeven maal te herhalen voor het beklijfd in het lange termijngeheugen (Verhallen, 1994) . Strategie Samenvatten
Verbinden Denk aan Kim Ketting. Zij verbindt de schakels van de ketting met een slot.
Denk aan Zita Zeef. Met de zeef houdt zij het belangrijkste vast.
Het controleren van de aangeboden woorden zal in de toetsen van TopLezers worden meegenomen. Deze toetsen zullen in de toekomst worden ontwikkeld.
In deze oefening wordt de woordenschat voorbewerkt.
Voorbewerken Motiveren, netwerk openen
Welke woorden ken je al?
Welk woord hoort bij welke foto? Trek de lijnen.
Semantiseren Betekenis geven
de dampkring
de telescoop
de capsule
lanceren
de Koude Oorlog
de satelliet
Consolideren Inoefenen, “7 keer” herhalen
B
C
A
Controleren Woorden gekend?
F
D
E
Figuur 3: Viertaktstrategie. Overgenomen van M. Verhallen, 1994.
7
19
Naast het uitbreiden van de woordenschat heeft ook het toepassen van woordstrategieën een plek in TopLezers. De kinderen leren hoe zij achter de betekenis van een woord komen door het toepassen van woordstrategieën.
Groep 4 Woordstrategieën toepassen
Hoe vind je de betekenis van een woord?
1. Je leest erover. 2. Je kijkt naar het plaatje. 3. Je vraagt het aan iemand die het weet. de blog
Groep 5 en 6
de podcast
Hoe vind je de betekenis van een woord?
de vlog
de review
1. Je kunt verder lezen. De betekenis staat in de volgende zin. 2. Je kunt ook teruglezen. De betekenis staat in de vorige zin. 3. Je kijkt naar het plaatje. Bij het plaatje staat vaak een zin. 4. Bij lange woorden zegt het eerste deel van het woord vaak iets over het laatste deel. 5. Je herkent een stukje van het woord. Je kan de betekenis bedenken met het stukje dat je begrijpt. 6. Je vraagt het aan iemand die het weet. 7. Je zoekt het woord op.
Groep 7 en 8
Hoe vind je de betekenis van een woord?
1. Je leest verder of terug in de tekst. 2. Je kijkt naar de bron naast de tekst. 3. Je leidt de betekenis af door te kijken naar een stukje van het woord. 4. Je vraagt het aan iemand die het weet. 5. Je zoekt het woord op.
20
2.8 Samenwerkend leren
Om de achtergrondkennis van de kinderen te activeren worden er afwisselend zes vormen van samenwerkend leren gebruikt. Samenwerkend leren zorgt voor een actieve houding bij de kinderen. Hierdoor wordt kennis die zij al hebben over het onderwerp gemakkelijker en intenser opgehaald.
De zes vormen van samenwerkend leren zijn:
1. Denken – delen – uitwisselen 2. Wandel – wissel uit
3. TopLijstje 4. Interviews 5. Woordweb 6. Placemat
1. Denken – Delen – Uitwisselen Je geeft een opdracht of stelt een vraag. De kinderen krijgen een á twee minuten om over het antwoord na te denken. Daarna overleggen ze in tweetallen. Tenslotte worden de antwoorden klassikaal uitgewisseld. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen zijn: luisteren en informatie uitwisselen.
De tijdsduur is ongeveer 5 minuten.
2. Wandel – Wissel uit Alle kinderen verspreiden zich onafhankelijk van elkaar in het lokaal. Als je ‘Sta stil!’ roept, dan stopt iedereen. Elk kind vormt een duo met degene die het meest dichtbij staat. Je stelt vervolgens een vraag of geeft een opdracht. De duo’s wisselen hun antwoorden uit. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn: luisteren en informatie uitwisselen.
De tijdsduur is ongeveer 5 minuten.
3. TopLijstje Deze werkvorm kan worden gebruikt om tot een ranglijst te komen van bijvoorbeeld lievelingsboeken, goede auteurs, de beste argumenten, ideeën etc. TopLijstjes kunnen klassikaal, in tweetallen of individueel samengesteld worden. Vervolgens worden deze besproken. De kinderen leggen uit hoe ze tot hun keuze gekomen zijn. Deze werkvorm helpt kinderen om hun mening of favorieten te delen met andere kinderen. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen zijn: luisteren, vragen stellen en overeenstemming bereiken.
De tijdsduur is ongeveer 5-10 minuten.
21
Voorbeelden samenwerkend leren
TopLijstje
Een TopLijstje helpt om kinderen om hun mening of favorieten te delen met anderen.
Schrijf jouw 3 favoriete vloggers op.
1.
2.
3.
Mijn kennis over hulphonden:
Met een woordweb activeren de kinderen hun voorkennis over het onderwerp.
Hulphonden
22
4. Interviews Je vertelt over welk onderwerp de kinderen elkaar gaan interviewen en maakt tweetallen. De kinderen bedenken welke vragen zij willen stellen en schrijven ze op. Daarna interviewen de leerlingen elkaar, waarbij ze doorvragen. Tenslotte volgt de klassikale nabespreking. Interviewen stimuleert het creatief denken en het tekstbegrip. Deze werkvorm is geschikt vanaf groep 5. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen zijn: vragen stellen, luisteren en samenvatten wat de ander heeft verteld. 5. Woordweb Elk groepje krijgt een vel papier, met een cirkel in het midden. In die cirkel staat het onderwerp. De kinderen schrijven en/of tekenen iets over het onderwerp. Elk groepslid gebruikt een eigen kleur pen, zodat je achteraf kan zien wat de inbreng van iedere kind was. Daarna geven de kinderen met pijlen de relaties tussen de begrippen en tekeningen weer. Bij de pijlen mag ook iets geschreven worden. Hang alle woordwebben op in de klas. Uit elk groepje mag een kind hun woordweb toelichten. Na afloop van les 2 is het een optie om de kinderen het woordweb te laten aanvullen met nieuwe informatie die zij geleerd hebben. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen zijn: luisteren, overleggen en besluiten nemen. 6. Placemat Elk groepje van vier kinderen krijgt een vel papier, met in het midden een rechthoek. Vanuit de hoeken van de rechthoek lopen lijnen naar de hoeken van het papier. Er zijn dus vier vakken, voor elk groepslid één. Je geeft een opdracht en elke leerling schrijft in zijn eigen vak zijn ideeën en antwoorden op. Daarna gaan de kinderen overleggen en formuleren ze een gemeenschappelijk antwoord. Dat schrijven ze op in de gemeenschappelijke rechthoek. Daarop volgt de klassikale uitwisseling. Samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn: luisteren, overleggen en overeenstemming bereiken. De tijdsduur is ongeveer 15 minuten. De tijdsduur is ongeveer 15 minuten.
De tijdsduur is ongeveer 10-15 minuten.
23
24
3. Structuur en organisatie
3.1 Tweejarig lesprogramma
TopLezers heeft voor groep 5 en 6 een tweejarig lesprogramma ontwikkeld en voor groep 7 en 8 een tweejarig programma. Voor groep 4 wordt er nog een ontwikkelplan opgesteld. Dit betekent dat de twaalf thema’s over twee leerjaren verspreid worden ingepland. Het lesniveau voor groep 5 en 6 is gelijk en zo ook voor groep 7 en 8. Combinatieklassen waarin niet meer dan één leerjaar niveauverschil is, kunnen gezamenlijk werken aan begrijpend lezen. Kinderen krijgen door een tweejarig lesprogramma de ruimte te groeien in het denkproces.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Vakantie en verkeer
7. 8. 9.
Vriendschap en cultuur
De twaalf thema’s worden over twee leerjaren verspreid ingepland.
Huis en thuis School en werk Vroeger en nu
Voeding en sport
Natuur en seizoenen
10. 11. 12.
Mens en lichaam
Boerderij
Techniek en wetenschap Nederland en de wereld
Beestenbende
3.2 Themaplanning
Elk thema bestaat uit drie lessen. Elke les is verdeeld in twee delen, twee lesmomenten. Zo is er tijd om met de kinderen in een tekst te duiken. De lessen duren tussen 45-60 minuten. Er is één les begrijpend lezen per week. Dit resulteert in het volgende voorbeeldschema groep 5/6:
Thema 6
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6 Week 7
Les
Les 1.1
Les 1.2
Les 2.1
Les 2.2
Les 3.1
Les 3.2
Afmaak- les of toets
60 minuten
45 minuten
45 minuten
45 minuten
45 minuten
55 minuten
Tijd
Doodgewone insecten
Doodgewone insecten
Liever lui dan moe
Liever lui dan moe
Slingeraap en uitkijktoren
Slingeraap en uitkijktoren
Titel
25
3.3 Lesbeschrijving
De lesbeschrijving leid je door de les heen. Voorbereiden van een begrijpend leesles is belangrijk, zodat je weet hoe de leesdoelen tot uiting komen in de les en hoe je de modeling- en instructiemomenten kunt vormgeven. Door je aanstekelijke enthousiasme over de boeken en de les ontstaat van nature een authentiek gesprek tussen jou als leerkracht en de kinderen en tussen de kinderen onderling. Een gesprek over de inhoud van de teksten en op deze manier wordt het lezen een gezamenlijk actief denkproces. Het eerste blad van de lesbeschrijving geeft aan welke materialen er nodig zijn voor de les en er is een korte beschrijving van de lesinhoud. Verder worden de gebruikte boeken met auteurs genoemd, de inhoudelijke leesdoelen, de leesstrategie die wordt geoefend en de verwachte moeilijke woorden.
In de lesbeschrijving worden symbolen gebruikt om onder andere aan te geven welke materialen je nodig hebt tijdens de les. Zie de tabel hiernaast.
Mensen in de ruimte – Helga van Kooten Van boswachter tot youtuber – Arwen Kleyngeld
les 1 – 60 min les 2 – 45 min
Sluit aan bij TopOntdekkers kaart 1 en 5
• • •
In deze les lezen de kinderen een informatietekst over de ruimte. Ze oefenen met leestekens zetten en de tekst zo samen te vatten dat ze het kunnen leren voor een toets. Ook maken ze kennis met André Kuipers door middel van een interview. Tot slot bedenken de kinderen wat zij zouden doen in de ruimte.
De gebruikte boeken
Mensen in de ruimte – Helga van Kooten
Leeswerkschrift 7/8 thema 6 pag. 6-17
Woordstroken
Zelfst. naamwoorden
Overige woorden
• Verschillende kleuren markeerstiften (2 per leerling) • Kopieerblad 2 – Woordweb (voor elk groepje)
de capsule
automatische
de zwaartekracht de Sovjet-Unie de ruimtevaart de Koude Oorlog de voorsprong
historische
gewichtloosheid
Uitdrukkingen voor schut staan
• Je leert over de eerste reis naar de maan. • Je leert de historische woorden van Neil Armstrong kennen. • Je ontdekt waarom mensen in de ruimte werken. • Je leest een interview met André Kuipers. • Je bedenkt wat jij zou doen in de ruimte.
Verbinden: •
de missie de dampkring de satelliet de telescoop
De leerling kan in een meer complexe tekst ontbrekende woorden invullen.
Samenvatten: •
De leerling oefent met het selecteren van belangrijke woorden en zinnen voor de samenvatting. • De leerling kan een passend schema kiezen en toepassen bij het samenvatten van een tekst. • De leerling kan tekst samenvatten. • De leerling herkent tekststructuur met de daarbij behorende signaalwoorden.
de telecommunicatie het navigatiesysteem
Werkwoorden opleveren verbleken lanceren
Kim Ketting
Zita Zeef
26
De betekenis van de symbolen in de lesbeschrijving
Lestijd
Digibordsoftware
Markeerstift
Opdracht in het leeswerkboekje
Individueel werken/tweetallen/groepjes/ klassikaal
Woordstrookjes
Gebruikte boeken
Bijbehorende kaarten TopOntdekkers
De lesbeschrijving bestaat uit de volgende fasen:
1. Leesdoelen bepalen 2. Voorkennis activeren
3. Tekst lezen 4. Woordenschat
5. Toepassen leesstrategie 6. Afronding
In deze fasen zijn de sturingsstrategieën verwerkt. Zie figuur 4.
Leesstrategieën
• Voorspellen • Vragen stellen • Visualiseren • Verbinden • Samenvatten • Afleiden
Sturingsstrategieën
• Leerdoel bepalen • Oriëntatie op de tekst • Activeren van kennis en woordenschat • Actief lezen door toepassen van leesstrategieën • Controleren van begrip • Toepassen van herstelstrategieën • Controle bereiken leerdoel
Herstelstrategieën
• Langzamer lezen • Aandachtiger lezen • Hardop lezen
• Een stukje opnieuw lezen • Een stukje verder lezen • Naar de illustraties kijken • Hulp vragen
Figuur4: Drie soorten strategieën volgens Förrer. Overgenomen van Förrer & Van de Mortel, 2010.
27
Leesdoelen bepalen De les start met de bekijken van het boek of de boeken. Ook de auteur en de illustratoren worden benoemd. Soms wordt er ook even doorgepraat over de auteur. Vervolgens zet je de leesdoelen van de tekst centraal. Leesstrategieën zijn een hulpmiddel en zijn bewust ondergeschikt aan de leesdoelen. Daarom staan de leesstrategieën alleen in de lesbeschrijving uitgeschreven en niet in het leeswerkschrift van de kinderen. Zo weet je als leerkracht welke onderdelen van de leesstrategieën aan bod komen, maar blijven de leesdoelen en de tekst centraal staan in de les. De leesstrategieën noem je wel kort; je maakt het nut van de toegepaste leesstrategieën hardop denkend duidelijk. Waarom de gekozen leesstrategie handig is om in deze les te gebruiken. Voorkennis activeren Samenwerkend leren wordt gebruikt om de voorkennis de activeren, zie paragraaf 2.8. Samenwerkend leren zorgt voor een actieve houding bij de kinderen. Hierdoor wordt kennis die zij al hebben over het onderwerp gemakkelijker en intenser opgehaald. Tekst lezen Voor de kinderen de tekst gaan lezen bedenken ze welke leeshoudingen bij de leesdoelen van de les passen. Deze kruisen ze aan het in leeswerkschrift op de vooruit- en terugkijkpagina. Lees er meer over in paragraaf 2.5.2 en 4.1.
In de leeswerkschriften zijn de teksten opgenomen. De kinderen lezen afwisselend individueel, in tweetallen of klassikaal de tekst. Tijdens het lezen markeren zij woorden die voor hen moeilijk of onbekend zijn. Vaak is er voor snelle lezers een klaar-opdracht.
Woordenschat De fase ‘woordenschat’ bestaat uit modeling en gesprek over de moeilijk en/ of onbekende woorden die de kinderen tijdens het lezen hebben gemarkeerd. In de lesbeschrijving staan suggesties om te mode- len en te bespreken. Daarnaast is het belangrijk om de kinderen woorden te laten aandragen en bespreken die zij gevonden hebben in de tekst. De
de blog de podcast blog cast de vlog vlo e review vlog de review de review
t
woordstrookjes van deze woorden worden opgehangen in de klas. Kies hiervoor een vaste plek. Er zijn ook lege woordstrookjes beschikbaar om woorden die kinderen aandragen en niet voorgedrukt staan op te kunnen schrijven.
De kinderen lezen actief met ‘de pen’ in de hand.
28
Toepassen leesstrategie De leesdoelen en leesstrategieën worden geoefend tijdens deze fase van de les. Er is een variatie in opdrachten om het verdiepen in de tekst leuk en afwisselend te houden, zoals bijvoorbeeld denkopdrachten, multiple-choice vragen, tekenopdrachten, spiegelvragen en het kiezen en invullen van schema’s. Er zijn ook opdrachten waarin Cito-vraagstelling is gebruikt, zodat kinderen dit met regelmaat oefenen.
Tijdens deze fase wordt gebruik gemaakt van het didactische model GRIMM (Pearson & Gallagher, 1983), zie paragraaf 2.2. De IK-, WIJ-, JULLIE- en JIJ-fase staat aangegeven in de lesbeschrijving.
Om als leerkracht een goed beeld te krijgen van hoe de kinderen de leesdoelen en leesstrategieën oefenen is rondlopen tijdens de JULLIE- en JIJ-fase aan aanrader. Kijk, observeer en geef feedback. Wat je ziet kan je meenemen tijdens het klassikaal nabespreken van opdrachten, zowel positief als uitdagingen voor een volgende les.
Fasen van GRRIM
Modeling door de leerkracht. In de lesbeschrijving is modeling aangegeven in rode tekst.
IK-fase
Begeleide inoefening waarin de leerkracht nagaat of de kinderen leren.
WIJ-fase
De kinderen lezen en werken zelfstandig in groepjes of tweetallen.
JULLIE-fase
JIJ-fase
De kinderen lezen en werken individueel zelfstandig.
Afronding Tijdens het afronden kijk je met de kinderen terug op de leesdoelen. Hoe is het gelukt de leesdoelen te behalen? Waren er opdrachten die moeilijk waren? Hoe zou je het de volgende keer aanpakken? De kinderen kruisen de leesdoelen af in het leeswerkschrift op de vooruit- en terugkijkpagina. Door samen te evalueren leren de kinderen te reflecteren op hun eigen werkhouding en aanpak. Ze krijgen zicht op wat ze goed kunnen en wat ze nog moeilijk vinden. Kinderen worden mede-eigenaar van hun eigen leer- en denkproces en worden steeds betere TopLezers.
29
3.4 Toetsmomenten
TopLezers toetsen worden in de toekomst ontwikkeld. Hiervoor dient de ontwikkeling de lessen van het tweejarige programma van groep 5 tot en met 8 eerst afgerond te zijn. Houd de website van Kids learning in de gaten voor het laatste nieuws. Neemt de school Cito begrijpend lezen af? Het advies is dan om ruim voor de toets afgenomen wordt een oefentoets af te nemen. Bespreek de vraagstelling en de aanpak met kinderen. Daar waar passend zijn in de lessen TopLezers elementen van de Cito vraagstelling verwerkt. De vraagstelling van Cito begrijpend lezen zal daarom niet geheel onbekend zijn voor de kinderen. Bewust kiest TopLezers ervoor om leesplezier boven het toetsen te plaatsen. De begrijpend leeslessen zijn daarom geen ‘teaching to the test’ lessen, maar gericht op plezier en het ontwikkelen van leesbegrip. Zoals in paragraaf 1.2 wordt beschreven zijn er verschillen tussen kinderen. Dat is een gegeven. Leren begrijpend lezen is een proces van samen lezen, praten, denken, delen en oefenen. Daarom is er een stevig basisaanbod voor alle kinderen. In TopLezers wordt convergente differentiatie toegepast. Voor alle kinderen worden dezelfde doelen nagestreefd. Zwakke lezers krijgen extra ondersteuning om alsnog het basisaanbod te behalen. Dit betekent dat de leerkracht hen dichtbij zich houdt en de begeleide inoefening verlengt waar nodig. Een stimulerend aanbod en samenwerken met vaardige klasgenoten helpt zwakke lezers ook (Van Steensel & Houtveen, 2018). Sterke lezers kunnen het basisaanbod op een al meer zelfstandige wijze behalen. De leerkracht laat de sturing eerder los. Zorg dat je helder in beeld hebt welke kinderen de basisgroep vormen en wie je zwakke en sterke begrijpendlezers zijn. Onderzoek hoe het komt dat je zwakke lezers moeite hebben met begrijpend lezen. Vaak hebben deze kinderen extra ondersteuning nodig in één of meerdere voorwaarden om tot leesbegrip te komen, zie paragraaf 1.2. Werk met de kinderen aan de voorwaarden, zoals het actief uitbreiden van woordenschat of het vlot technisch kunnen lezen van een tekst. Het verbeteren van het technisch leesniveau zorgt voor minder belasting van het werkgeheugen. Daardoor is er meer ruimte in het geheugen om tot leesbegrip te komen. Ook helpt een vlot technisch leesniveau om op de inhoud van de tekst te richten en de concentratie vast te houden tijdens het lezen. Het uitbreiden van de woordenschat helpt de tekst te begrijpen. Een kind komt tot leesbegrip als 80- 85% van de woorden bekend zijn. 3.5 Differentiatie
30
Tips voor zwakke begrijpend lezers:
• Laat de tekst van de les één of twee dagen voor de les alvast lezen. Dit kan bijvoorbeeld tijdens vrij lezen of in een groepje tijdens een moment met een onderwijsassistent. • Laat de onbekende en moeilijke woorden alvast markeren. De betekenis van deze woorden kunnen bijvoorbeeld samen met een maatje opgezocht worden of met een onderwijsassistent besproken worden. • Zorg dat de woorden zeven keer herhaald worden, ook buiten de begrijpend leesles om. • Kijk welke kaart van TopOntdekkers de kennis van de wereld van dit kind kan uitbreiden. Laat het kind deze kaart maken voordat je de les geeft. • Pas waar nodig de fase van GRRIM aan tijdens de les. Houd de kinderen langer dichtbij door de IK- en WIJ-fase toe te passen.
Tips voor sterke begrijpend lezers:
• Laat de kinderen de klaar-opdrachten maken. • Geef de sterke lezers het boek van de les en laat hen hierin verder ontdekken en lezen. • Maak de fase van GRRIM passend; ga waar nodig eerder over op de JULLIE- en JIJ-fase. • Blijf in gesprek met de sterke lezers. Welke mooie zinnen halen zij nog verder uit de tekst? Welke leesstrategie hebben zij gebruikt? Hoe kwamen ze tot de keuze van belangrijke woorden in deze alinea? Daag hen uit hardop te verwoorden hoe ze opdrachten hebben aangepakt. • Laat de kinderen tussen les 1 en 2 op zoek gaan naar teksten die een aanvulling kunnen zijn op de les. Zogenaamde naburige of zelfs schurende teksten.
In de lesbeschrijving staan tips voor differentiatie beschreven.
31
Leeswerkschrift Naam:
Bijzondere bruggen
Strategie
Verbinden
Samenvatten
Denk aan Kim Ketting. Zij verbindt de schakels van de ketting met een slot.
Denk aan Zita Zeef. Met de zeef houdt zij het belangrijkste vast.
Vooruit- en terugkijken
Wat ga je leren?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Welke woorden ken je al?
Je maakt kennis met technieken die gebruikt worden bij het bouwen van bruggen. Je leert een aantal termen die bij bruggen horen. Je ontdekt verschillende soorten bruggen. Je maakt kennis met zeven bruggen. Je leert over de Golden Gate brug.
Welk woord hoort bij welke foto? Trek de lijnen.
Globaal lezen Zoekend lezen Precies lezen Studerend lezen Lezen voor je plezier e
het gietijzer
het staal
de lastechniek
Lees bij ‘Oh, zit dat zo?!’ alles over leeshoudingen.
het kalksteen
het cement
het viaduct
S
E R
L E Z
B
A
C
Mijn woorden
Thema 11 Techniek en wetenschap • Groep 5/6
Schrijf hier de woorden die je wilt onthouden. Schrij
f de betekenis erachter.
D
F
E
24
25
bron 2
In het leeswerkschrift staan de teksten en illustraties uit de kinderboeken.
1
4
3
2
5
bron 1
Uit: Ingenieurs ontwerpen bruggen, Sally Spray
27
26
Zoekend lezen Pas de leeshouding zoekend lezen toe bij opdracht 1b. Doe het zo: 1. Kies een woord. 2. Speur met je vinger langs de tekst. 3. Woord gevonden? Lees de zin precies. 4. Is dit wat je wilde weten? Zo nee, zoek verder.
1
Interessante bronnen a Kijk goed naar bron 1. Wat voor soort bron is het? Omcirkel.
c Bekijk bron 2. Welke brug spreekt je het meest aan?
Waarom?
A. B. C. D.
Een illustratie Een schema
Een tijdlijn Een grafiek
2
Verwijswoorden Lees de alinea en zoek het verwijswoord. Zet een streep onder het verwijswoord. Volg dan het stappenplan.
Stappenplan voor verwijswoorden 1. Lees de zin met het verwijswoord met aandacht.
b Lees de alinea’s met de nummers 1 tot en met 5. Kijk ook goed naar bron 1. Maak de vragen. Stond het antwoord in een alinea en/of in bron 1? Kruis het aan.
Met behulp van de opdrachten oefenen kinderen met de leesstrategieën.
2. Lees de zin erboven.
Vraag 1
Vraag 2
3. Vraag jezelf af naar wie of wat het verwijswoord wijst.
Hoelang is de Iron Bridge?
Welke brug is ongeveer 185 meter lang?
Meer weten over verwijswoorden? Lees het geheugensteuntje bij ‘Oh, zit dat zo?!’.
a Zoek ‘hij’ in alinea 1. ‘Hij’ verwijst naar:
Het antwoord stond in: Alinea nr. ..... Bron 1
Het antwoord stond in: Alinea nr. ..... Bron 1
b Zoek ‘Ze’ in alinea 3. ‘Ze’ verwijst naar:
Vraag 3
Vraag 4
c Zoek ‘deze’ in alinea 4. ‘Deze’ verwijst naar:
Wat voor een soort brug is de Anji brug in China?
Welke brug is korter dan de Iron Bridge?
d Zoek ‘Hij’ in alinea 5. ‘Hij’ verwijst naar:
Het antwoord stond in: Alinea nr. ..... Bron 1
Het antwoord stond in: Alinea nr. ..... Bron 1
Vraag 5
Wat voor een soort brug is het viaduct van Garabit?
Hier ben je aan het verbinden. Je verbindt de bron aan de tekst zodat je de tekst goed begrijpt.
Het antwoord stond in: Alinea nr. ..... Bron 1
28
29
32
Made with FlippingBook Digital Publishing Software